Wat valt er allemaal te zien
Wilde orchideeën
In het voorjaar kleuren de groenlanden langs de beek paars van de brede orchis. De bijzondere planten houden van grondwater waar veel mineralen in zitten zoals ijzer. De plekken waar ze groeien mogen vooral niet te droog zijn.
Groene kamers
Langs het Anloërdiep zijn er talloze doorkijkjes tussen Droom weg bij de stilte tussen de houtwallen. de bomen. De houtwallen verdelen het beekdal in groene kamers. Ze zijn door middeleeuwse boeren aangeplant. Vanaf de zeventiende eeuw markeerden de bomen de grens tussen percelen. Ontdek hoe de bomenrijen doorlopen tot aan de beek. Voor het aanleggen van een houtwal is zand nodig. Bij het Anloërdiep komt zandgrond over de hele breedte van het beekdal voor. Dat is een unieke situatie. Is er geen zand maar veen, dan vervullen slootjes en greppels de functie van perceelafscheiding.
Langs de houtwal
Opvallend is dat de zandwallen waarop de bomen zijn aangeplant niet overal even hoog zijn. Door de jaren heen slijten de wallen weg. Ze moet zo nu en dan worden opgehoogd. Dat gebeurt met de schrale grond uit de omgeving, zodat de oorspronkelijke plantengroei zich kan herstellen. Aan de zonzijde van een houtwal is het warm en droog. Hier treft u bloeiende kruiden waar insecten op afkomen. De schaduwzijde, die koel en nat is, is begroeid met bosplanten, varens en mossen.
Over de beek
Op punten waar u het Anloërdiep met een klein bruggetje oversteekt, ziet u dat de beek een smal, snelstromend watertje is met vele bochten. In de zomer kan hij zelfs helemaal droogvallen. Dit zijn eigenschappen die horen bij een ‘bovenloop’: een beek die niet ver ligt van zijn brongebied. Het Anloërdiep ontvangt zijn water van het Eexterveld. De beek zoekt slingerend een weg door het dal. Aan zijn route kunt u aflezen waar keileem in de bodem zit. Daar kan het water niet wegzakken. Zit er zand in de bodem, dan verdwijnt het water naar diepere lagen.
Es + dorp = esdorp
Dat Anloo op vrijwel een steenworp afstand ligt van het Anloërdiep is geen toeval. De middeleeuwse boeren kozen de rand van het beekdal uit om te gaan wonen. Aan de ene kant hadden ze zo toegang tot de groenlanden langs de beek. Aan de andere kant legden ze rond het dorp akkers ofwel ‘essen’ aan. De boeren vermengden de mest van hun vee met heideplaggen om de arme zandgrond vruchtbaar te maken. Het eeuwenlange ophogen met plaggenmest leidde tot het bolle oppervlak waarmee de essen nu duidelijk afsteken tegen hun omgeving.
Samenhang
Uitkijkend over de es blijkt hoe de oorspronkelijke samenhang tussen de bewoners van het dorp enhun omgeving eeuwenlang bewaard is gebleven. De houtwallen worden nog steeds (deels) gebruikt als erfscheidingen, maar ook voor dieren zijn ze van belang. Natuur en landbouw gaan hier hand in hand. In het dorp zelf proeft u de sfeer van toen. De statige Saksische boerderijen staan er nog steeds. Middelpunt van het dorp is de brink. Brink betekent ‘Rand’. Hier werden vroeger ’s morgens de schapen naar toe gebracht en daarna ging de scheper met de schapen de heide op. Toen later de dorpen groter werden, kwamen de brinken middenin het dorp. een weitje waar vee werd verhandeld en waar men vergaderde over de bomen.
Markesteen
Onderweg langs het Anloërdiep komt u een kei tegen die daar niet zomaar is neergelegd. Het is een ‘markesteen’, die de grens tussen Anloo, Gasteren en Schipborg aangaf in de periode voordat men het beekdal opsplitste in percelen. Vanaf dedertiende eeuw werden gemeenschappelijke gronden door coöperaties verenigingen of wel ‘marken’ beheerd. Zij regelden bijvoorbeeld het onderhoud van de wegen of bepaalden waar het vee op de heide mocht grazen. De marken werden aan het eind van de negentiende eeuw verdeeld. Vanaf toen was er geen sprake meer van gemeenschappelijk landgebruik.
Magnuskerk
Op afstand van het dorp Anloo ziet u nét de karakteristieke trapgevel van de Magnuskerk boven de bomen uitsteken. De kerk stamt uit de elfde eeuw en is daarmee een van de oudste kerken in Drenthe. Het gebouw is opgetrokken uit tufsteen, afkomstig uit de Eiffel. Tot in de achttiende eeuw vonden er in de kerk rechtszittingen plaats van het hoogste rechtscollege in de provincie: de etstoel.