Wat valt er allemaal te zien
Schipsloot en molen Woldzigt
Vanaf de molen Woldzigt verbindt de Schipsloot het haventje van Roderwolde met het Peizerdiep. Schepen brachten vroeger lijnzaad en koolzaad naar Woldzigt om tot olie vermalen te worden.
Molen Woldzigt werd in 1852 als oliemolen gebouwd door Egbert Floris Aukema en Sikke Jans Datema. Hun namen staan op de gevelsteen. Een gast in de plaatselijke herberg Het Blauwe Paard zou hen op het idee hebben gebracht een oliemolen te bouwen, omdat daar goed geld met te verdienen viel. Dat het geen gouden tip was, blijkt uit het feit dat de heren al in 1855 ook maalstenen voor graan in hun molen lieten aanbrengen…
Sinds 2016 is Woldzigt eigendom van Stichting Het Drentse Landschap. De vrijwilligers van Stichting Olie- en Korenmolen Woldzigt laten de molen regelmatig draaien. Ze malen er meel, produceren lijnolie en verkopen de eigen producten in de Molenwinkel. Verder runnen ze in Woldzigt het Nederlands Graanmuseum en organiseren ze er tal van activiteiten.
Beekdal Peizerdiep
De afgelopen jaren heeft het Peizerdiep alle ruimte gekregen. De kade is een stuk westwaarts richting polder verplaatst om het water meer ruimte te geven. Ook zorgt deze ingreep ervoor dat het gebied meer water kan bergen.
Na de Schipsloot loop je over de nieuwe kade – een natuurlijke zandrug lijkt het – langs een grote lagune die met een lange landtong van het diep afgescheiden is.
In het rustige water van de lagune loopt een zilverreiger, links en rechts speurend naar prooi. Dit is een landschap waar we de eerste keer in 2000 nog niet van hadden kunnen dromen. Laat staan dat je er een zilverreiger zou zien rondlopen en dat je dat de gewoonste zaak van de wereld zou vinden…
Kloostermoppen
In het jaar 1437 verpachtten de markegenoten van Roderwolde De Kleibosch aan de Abdij van Aduard. De monniken van Aduard zagen brood in de potklei die hier letterlijk voor het opscheppen lag.
Ter plekke lieten ze er in veldovens dakpannen en kloostermoppen van maken die later per schuit via Peizerdiep en Aduarderdiep hun weg vonden naar bouwplaatsen in Noord-Nederland. (Na de middeleeuwen schakelde de Groninger steenindustrie over van potklei op zeeklei.)
Waar je De Kleibosch in loopt, ligt rechts van het pad het restant van een kanaaltje waarlangs de gebakken stenen op schuitjes naar het Peizerdiep werden geboomd.
De onregelmatige ondergrond van de bos verderop is grotendeels nog het gevolg de middeleeuwse baksteenindustrie. De meeste kleiputten zijn dichtgegroeid, hier en daar is een poeltje in het bos overgebleven.
Potklei
De Kleibosch bij Roderwolde dankt zijn naam aan de potklei. Deze is afgezet tijdens de zogeheten Elster-ijstijd, bijna een half miljoen jaar geleden. Bij het smelten van het landijs bezonk er een laag zeer fijne donkergrijze klei.
De Kleibosch is zo’n beetje de enige plek in Drenthe waar potklei aan de oppervlakte ligt. Dat was de reden waarom het terrein in 2014 de status van provinciaal aardkundig monument gekregen heeft, het vijfde in zijn soort in Drenthe.
De aanwezigheid van potklei zorgt ervoor dat De Kleibosch een voor Drenthe uniek bos is. Het is een zogeheten Eikenhaagbeukenbos en bestaat vooral uit els, es, berk en eik met opvallende soorten als meidoorn en hondsroos en tal van zeldzame planten als welriekende agrimonie.
Met name in het voorjaar is de bosbodem bezaaid met bosanemoon en andere bloeiende plantjes als dalkruid, klaverzuring, lelietje-van-dalen, salomonszegel en speenkruid.
Bosbeheer
In 1962 werd De Kleibosch door Het Drentse Landschap aangekocht toen het voortbestaan van dit bijzondere stukje natuur in gevaar dreigde te komen. Bijna alle eigenaren bleken onmiddellijk bereid hun stukje Kleibosch aan Het Drentse Landschap te verkopen. Het is een van de oudste terreinen van de stichting.
De eerste jaren heeft Het Drentse Landschap de oude manier van hakhoutbeheer zoveel mogelijk gevolgd. Alle stammen die uit een stobbe groeiden, werden na verloop van tijd gekapt op één na die de kans kreeg uit te groeien. Dit ‘op enen zetten’ is hier en daar nog duidelijk te zien bij dikke stobben met slechts één hoge stam. Elders liet men echter hier en daar de natuur gewoon haar gang gaan.
Toen na een aantal jaren de balans werd opgemaakt, was er maar één conclusie mogelijk: het maakte nauwelijks iets uit of je als bosbeheerder veel of weinig deed in De Kleibosch. Laat de natuur het dus zelf maar doen, werd dan ook de filosofie die Het Drentse Landschap sindsdien in De Kleibosch ging hanteren. Zo’n aanpak geldt trouwens voor de meeste bosgebieden van de stichting.
Buizerd
Buizerds zijn de meest algemene roofvogels in Nederland. De buizerdpopulatie is in Nederland min of meer stabiel. In de winter zie je ze vaker – of denk je ze vaker te zien – maar dat komt vooral door een toestroom van vogels uit het noorden.
Buizerds voelen zich prima thuis in een wisselend landschap als De Kleibosch en omgeving. De vogels hebben er een prachtig bos om rustig in te broeden en weidse open gebieden om te foerageren.
Net als die andere muizenjager herken je een buizerd ook aan zijn miauwende roep. Het verenpak kan voor verwarring zorgen, want tussen individuele buizerds kunnen grote kleurverschillen bestaan. Je hebt ze van bijna wit tot compleet bruin met alle varianten daar tussenin.